Abstract :
|
Van oudsher kent het Belgische strafprocesrecht aan de door een misdrijf benadeelde persoon de mogelijkheid toe om op autonome wijze de strafvordering in te stellen via een burgerlijke partijstelling bij wijze van actie. Dit zeer verregaande prerogatief kan niet alleen het beleid van het Openbaar Ministerie doorkruisen, maar heeft ook een belangrijke impact op de werking van het strafrechtelijk apparaat. Vanuit de bestaande contouren van het strafproces de lege lata wordt in dit boek onderzocht in welke mate en via welke modaliteiten het huidige systeem van burgerlijke partijstelling hervormd zou kunnen worden. Het boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel wordt de historische evolutie van de burgerlijke vordering uit een misdrijf geschetst, waarna in het tweede deel de in België geldende juridische regeling inzake deze vordering wordt geanalyseerd. Dit gebeurt vanuit een rechtsvergelijkend perspectief, waarbij het Belgisch wettelijk kader wordt vergeleken met de in Frankrijk, Nederland en Duitsland geldende regeling inzake de burgerlijke vordering uit een misdrijf. Vervolgens worden in het derde deel de mogelijke misbruiken van het stelsel van de burgerlijke partijstelling bestudeerd. De noodzaak of wenselijkheid tot hervorming van de huidige Belgische regeling staat centraal in het vierde deel van deze studie. Vanuit een Europees perspectief wordt niet alleen een modulering van de burgerlijke partijstelling bij wijze van actie bepleit, er worden tevens voorstellen ontwikkeld om de controle van de ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling tijdens het gerechtelijk onderzoek te verruimen. Daarnaast wordt onderzocht in welke mate een burgerlijke geldboete wegens inadequaat gebruik of misbruik van burgerlijke partijstelling wenselijk is. Tot slot wordt ingegaan op mogelijke wijzigingen inzake de huidige regeling van de consignatieverplichting van de burgerlijke partij enerzijds en de impact van het beginsel ‘Le criminel tient le civil en état’ anderzijds.
|